Ik denk dat 80% van de vrouwen die regelmatig mijn blog leest de film ‘Chocolat’ wel heeft bekeken.
Al was het alleen maar omdat Johnny *lekker* Depp erin meespeelt.
Anyway; in Chocolat komt op een gegeven moment een oudere man in beeld die geflankeerd wordt door een even oud hondje.
Samen struinen ze dagelijks de idyllische Franse dorpsstraatjes af opzoek naar een praatje maar vooral opzoek naar liefde.
Uiteindelijk wordt die gevonden, want ja, het is een film.
In Hoogkerk hebben we net zo’n man.
De straten zijn hier verre van idyllisch, het weer is kut en er zweeft geen geur van versgebakken Pain du Bologne uit de openstaande ramen.
Wel klinkt er het geschreeuw van kinderen en het gevloek van overspannen moeders.
Maar, dat is allemaal onbelangrijk.
Sinds ik in dit huis woon kom ik iedere ochtend tijdens mijn ochtend wandeling met Cadiz deze heer op stand tegen.
Dag in dag uit dezelfde geruite alpino pet op het verwaaide spierwitte haar, een beige-kleurige jas en stevige stappers aan zijn voeten die al duizenden kilometers op deze wereld hebben gelopen.
Zijn hondje is een uit de kluiten gewassen onbekende kruising; overwegend wit, veel te dik en een tikkie krakkemikkig.
Eigenlijk zijn ze beiden niet zo goed ter been meer.
Het ochtendwandelingetje van het duo verloopt dan ook uitermate traag want ja, bij iedere paardenbloem moet er worden gesnuffeld.
Het is een mooi duo, die twee, en sinds de eerste ontmoeting waarbij Cadiz graag een hapje wit hondje wou nemen groeten we elkaar vriendelijk.
Dat groeten is inmiddels na bijna 2 jaar over gegaan in een babbeltje.
Over het weer, over een ambulance die voorbij scheurt, over het weer, over de feestdagen, over het weer en gewoon over alles waar de oude meneer op dat moment over wil babbelen.
Een paar maanden geleden was het hondje ziek; ik heb dagenlang mijn wandeling gerekt en gerekt in de hoop dat ze al schuifelend de hoek om zouden komen maar helaas.
Na een week kwam ik ze weer tegen.
Het gesprek ging de dagen daarna logischerwijs over zijn hondje; het beestje had wat last van nierfalen en suikerziekte en vol weemoed schudde de oude man zijn hoofd; ‘Ik denk dat hij binnenkort mijn vrouw gezelschap gaat houden’.
Hij keek omhoog, naar de bewolkte hemel en glimlachte.
Toen hij omlaag keek naar zijn trouwe kameraad werden zijn ogen vochtig.
Die dag was ik stil.
Het beeld van de oude man liet me niet los.
In de loop van de dagen daarna verdiepte het gesprek zich.
Niet zozeer in lengte of woorden maar tussen de regels door leerde ik de man kennen; zag ik zijn eenzaamheid, zijn kuilen en ravijnen op het laatste restje van zijn levensweg.
Hij begon zijn emotie te tonen.
Cadiz had inmiddels een ontzagwekkend respect voor zijn stokoude soortgenootje gekregen en gedroeg zich voorbeeldig.
Bijzonder hoe een simpel, dagelijks ritueel met een onbekende uit kan groeien tot een gewoonte waar je niet meer bij stil staat.
Iedere ochtend kijken we samen uit naar hun komst; en aangezien ik in het weekend altijd later wandel is het maandag een feest van herkenning voor zowel honden als baasjes.
Maar, de afgelopen weken ging de conditie van de oude meneer en zijn hondje zienderogen achteruit.
Het woord ‘verzorgingstehuis’ viel, gevolgd door een paniekerige blik in zijn waterige ogen en trillende, gevlekte handen die krampachtig de riem omklemden.
Ik heb geprobeerd hem gerust te stellen.
Ik heb hem dooddoeners verteld; ten slotte was zijn hondje op een respectabele leeftijd aangekomen.
Het eindigt voor ons allen.
Daar had ik gelijk in beaamde hij, maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen om nu nog afstand te doen van zijn witte hoopje haar.
Twee weken geleden kreeg hij het te kwaad, hij vocht tegen zijn tranen toen hij omlaag keek en zijn hondje omhoog.
Zwijgend hebben we daar een minuut of 3 naast elkaar gestaan en toen ik aangaf dat ik hem de volgende morgen zou zien bedankte hij mij.
Ik was wederom stil.
Iedere ochtend rekte ik mijn wandeling maar het mocht niet baten.
Het kleine, bejaarde hondje heeft een week geleden het gezelschap gezocht van zijn vroegere bazin.
Zijn baasje kwam ik na dagen tevergeefs rekken tegen samen met zijn dochter in de buurtsuper.
“Het is zover’’ zei hij en ik knikte.
Zijn dochter zei nog: ‘’Het is het beste pap, voor iedereen’’.
Ik heb haar mijn meest dodelijke blik gezonden en heb mijn hand op zijn knokige schouder gelegd.
Hij vertelde mij in welk verzorgingstehuis hij zou gaan wonen en dat hij de volgende dag al zou verhuizen.
Ik heb zijn naam gevraagd.
Afgelopen weekend ben ik in de auto gestapt, Cadiz heb ik meegenomen.
We zijn naar het tehuis gereden en ik ben met de nodige uitleg en daaropvolgende stennis doorgelopen naar de juiste afdeling.
Daar zat hij, met een dekentje over zijn benen voor het raam, naar buiten te kijken.
Alleen.
Toen Cadiz zijn natte neus tegen zijn hand drukte en ik hem begroette begonnen zijn ogen te stralen.
We zeiden niet zoveel.
Ik drukte hem wat hondenkoekjes in zijn hand die hij na het geven van een poot op commando aan mijn hond voerde.
Zo stonden we daar samen naar buiten te kijken; hij aaide Cadiz over zijn kop en glimlachte;
‘’Ik hoopte al dat je zou komen’’.